QR Barakkenkamp voor Sovjetrussen te Zwartberg

In de Limburgse mijnregio werden vanaf de lente van 1942  Sovjetrussische krijgsgevangenen verdeeld over de verschillende mijnzetels om er ondergronds mijnwerk te verrichten.
De Duitse Reichsvereinigung Kohle nam in 1942 de rekrutering in handen van die nieuwe mijnwerkers en de bouw van barakkenkampen, gekend als Stalag 304.
Langs de Lucien Londotstraat in Zwartberg – ten oosten van de Sint-Albertuskerk – werden in juni 1942, in opdracht van de Duitse  Heeres Unterkunft Verwaltung 101, 19 houten barakken gebouwd, bedoeld als infrastructuur om 1.400 Russische krijgsgevangenen in te herbergen. De Russen moesten dwangarbeid verrichten in de steenkoolmijn John Cockerill te Zwartberg. Houthandel De Coene uit Kortrijk, werd opgeëist om houten barakken te leveren voor de kampen van Russische dwangarbeiders, die door de Duitse bezetter gratis ter beschikking werden gesteld van de mijndirecties in Genk. Die leverden gratis steenkool voor verwarming van de slaapvertrekken en de keukenstoven in hun respectievelijke arbeiderskampen.

In Zwartberg verbleven 1.400 Sovjetrussen, waarvan er 36 het leven lieten in het kamp tijdens de periode van oktober 1942 tot eind februari 1945. Na de bevrijding van Genk op 14 september 1944 werden gearresteerde collaborateurs tot december 1944 tijdelijk opgesloten in de kampen van Zwartberg en Waterschei. Eind januari 1945 werden beide kampen van en de lagere school aan de Sint-Albertuskerk van Zwartberg bezet door officieren en manschappen van de Amerikaanse Luchtmacht.

Het barakkenkamp van Zwartberg was van mei 1945 tot 1947 een kamp waar Duitse krijgsgevangenen werden opgesloten onder toezicht van het Belgisch leger met name het Gewestelijk Commando der gevangenkampen van Limburg, Bataljon Limburg 1.
Een aantal nieuwe barakken van de Belgische types Adrian en Elite werden er bij de overgebleven Duitse barakken gebouwd.
Vanaf oktober 1946 werd het regime in de krijgsgevangenkampen soepeler en mochten de Duitse gevangenen tewerkgesteld worden in landbouwexploitaties of bosbedrijven voor het winnen van mijnhout. Tussen 1 mei en 1 november 1947 werden de Duitse krijgsgevangenen mondjesmaat vrijgelaten.

Naarmate dat de Duitse krijgsgevangenen vrijkwamen, kwamen er meer barakken vrij die door de mijndirecties als logementen werden ingericht, om voornamelijk nieuwe contractuele arbeidskrachten te huisvesten, vooral dan vrije Italiaanse gastarbeiders. In de loop van de maand mei 1945  liet de mijndirectie van Zwartberg tien nieuwe barakken bijbouwen.
In 1947 stelde de mijndirectie van Zwartberg uit hun rangen beheerders aan om  het logementsbeheer waar te nemen voor contractuele gastarbeiders, vooral mannen van Slavische afkomst uit de DP-kampen in het bevrijde Duitsland en Italianen.  Eind 1956 werd het barakkenkamp van Zwartberg ontruimd en afgebroken.


© Alex Marut
Genk
, 2 december 2018