QR Barakken-Winterslag

Het barakkenkamp voor Sovjets in Winterslag (1942-1956)

In de mijntuinwijk Winterslag bestond sinds 1942 een kamp waar Sovjetrussische krijgsgevangen naartoe waren gedeporteerd door de Duitse Wehrmacht. Achter de nog bestaande bakstenen muur aan de Noordlaan, ter hoogte van de Margarethalaan, werden deze krijgsgevangenen verplicht tewerkgesteld in de steenkoolmijn van Winterslag.

Toen nazi-Duitsland het niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjetrepubliek op 22 juni 1941 verbrak, werd Polen en Rusland op een half jaar tijd onder de voet gelopen door de troepen van Hitler. Op die mars werden bruikbare arbeidskrachten van Slavische oorsprong massaal gedeporteerd achter de linies en ingeschakeld in de oorlogsmachine, maar ook in het economisch leven van de Heimat. In de bezette gebieden in Nederland en België werden deze Zivilarbeiter in kampen gehuisvest.

Naarmate de oorlog in het Oosten aansleepte door de strenge winters, werden Sovjetrussische krijgsgevangenen uit het Rode Leger getransporteerd naar Duitsland en de  bezette gebieden.
Men schat de aantallen op 5 miljoen Russen en Slavische volkeren. In de Limburgse mijnregio werden vanaf de lente van 1942 de Russische krijgsgevangenen verdeeld over de verschillende mijnzetels om er ondergronds mijnwerk te verrichten.
De Duitse mijnbouwoverheid Kempen Bergbau zorgde ervoor dat in de zomer van 1942 voldoende gevangenkampen werden gebouwd in de nabijheid of op de terreinen van de zeven Limburgse steenkoolmijnen, Stalag 304 genoemd. Houthandel De Coene uit Kortrijk, werd opgeëist om houten barakken te leveren voor de kampen van Sovjetrussische dwangarbeiders.

In Winterslag werd een omheind barakkenkamp ingericht achter de Sint-Elisabethkliniek en Regie van de mijn van Winterslag. Eind juni 1942 kwam het eerste konvooi met Oekraïense weggevoerden aan, wiens lot niet benijdenswaardig was en die bewaakt werden door soldaten van de Wehrmacht, net als in het barakkenkamp van Zwartberg. De bewakers verbleven in een barak buiten het kamp en de officieren namen hun intrek in het mijnpension Limbourg dat daaraan paalde.

Toen de barakkenkampen in Limburg na de Tweede Wereldoorlog van mei 1945 tot 1947 Duitse krijgsgevangenen herbergden, stonden ze onder Belgisch militair beheer van het Gewestelijk Commando der gevangenkampen van Limburg. Een aantal nieuwe barakken van de Belgische types Adrian en Elite werden er bij de overgebleven Duitse barakken gebouwd.
Op 1 januari 1946 waren er 16.443 krijgsgevangen genomen Duitse militairen tewerkgesteld in de Limburgse steenkoolmijnen.
Vanaf 1 mei tot 1 november 1947 werden deze krijgsgevangenen mondjesmaat vrijgelaten.

In september 1945 dokterde de Belgische regering het plan uit om de 40.000 van collaboratie met de Duitsers verdachte of veroordeelde gevangenen in te schakelen in de mijnindustrie.
In november 1946 werd in de schoot van het Bestuur der Strafinrichtingen een Dienst Wederopvoeding, Reclassering en Voogdij opgericht om veroordeelde collaborateurs een gepaste straf te geven, met het oog op een eventuele re-integratie in de maatschappij.
Eind 1946 waren er al 3.589 incivieken aan het werk in de Limburgse mijnen.

Naarmate dat de Duitse krijgsgevangenen vrijkwamen, kwamen er meer barakken vrij die door de mijndirecties als logementen werden ingericht, om voornamelijk nieuwe contractuele arbeidskrachten te huisvesten, vooral dan Italiaanse en Poolse gastarbeiders en hun families. Tegen het einde van de jaren ’50 werd het barakkenkamp van Winterslag afgebroken.

© Alex Marut
Genk
, 26 december 2018