JODEN IN LIMBURG
1941
Tussen 21 december 1940 en 12 februari 1941 kwamen 3.401 Antwerpse joden op bevel van de Duitse bezetter in de provincie Limburg toe. Zij werden verdeeld over 43 dorpen en steden en dienden in het gemeentehuis van de lokaliteit waar ze afgeleverd waren, dagelijks voor aanwezig te tekenen. Waarom ze Antwerpen hadden moeten verlaten, werd hun niet meegedeeld.
334 joden kregen Genk als nieuwe thuisadres opgelegd. Zij arriveerden in de mijngemeente op 4 januari 1941 en de plaatselijke overheid bracht hen onder in Zwartberg (Zénobe-Grammestraat), Winterslag (Vennestraat, Bergbeemdstraat en Winterslagstraat) en Waterschei (Stalenstraat, Herenstraat en Buitenlaan). Onder de nieuwe gemeentenaren bevonden zich Gerda Bikales en haar moeder. Gerda bezocht in oktober 2017 de streek waar zij ooit even verbleef, en haar voormalige adres in de Zénobe-Grammestraat. Het werd zowel voor haar als voor de aanwezigen op het eerbetoon dat haar toen te beurt viel, een beklijvende ervaring.
Aan het verblijf van de joden in Limburg kwam enkele maanden na hun aankomst abrupt een einde toen hun bevolen werd terug te keren naar Antwerpen (vrouwen, bejaarde mannen en kinderen) of Brussel (actieve mannen). Daar kregen de joden even later een oproepingsbevel om zich te melden in de Dossin-kazerne van Mechelen, het joodse verzamelkamp in België, waar de treinen klaarstonden om hen naar vernietigingskamp Auschwitz te voeren.
Van 4 augustus 1942 tot 31 juli 1944 vertrokken 26 konvooien vanuit Mechelen naar Auschwitz-Birkenau. Elke trein werd bemand door ca. 1.000 joden. In totaal deporteerden de Duitsers 24.906 Belgische joden naar het Oosten. 23.712 kwamen om; 1.194 gelukkigen overleefden.
Gerda Bikales had het geluk aan de deportaties te ontkomen. Zij belandde na vele omzwervingen in Zwitserland waar zij als kind (jonger dan 15 jaar) gastvrij werd opgenomen.
Decennia na de feiten is nog steeds niet duidelijk waarom anno 1941 meer dan drieduizend joden uit Antwerpen moesten vertrekken om voor korte tijd in Limburg te worden gestald. Aangenomen wordt dat de Duitsers het havengebied van Antwerpen spionnenvrij wilden maken om ongehinderd de komende aanval op Engeland voor te bereiden. Een plan dat nooit verder ontwikkeld is, waardoor de joden in de lente van 1941 naar hun oorspronkelijke adres mochten terugkeren, uitgezonderd jongere mannen die intussen ingezet werden om te bouwen aan de Atlantikwall.
TWEE MENSEN IN EEN WOELIGE TIJD
SCHOOLHOOFD JEAN-PIERRE GRIETEN EN DE JOODSE GERDA BIKALES
Wanneer Gerda Bikales als bijna tienjarige in Zwartberg belandt, kruist haar weg die van hoofdonderwijzer Jean-Pierre Grieten. Zij beschrijft hem in het boek dat ze over haar oorlogsbelevenissen schrijft, als ‘one of the really decent persons I encountered in my years of wandering in this manmade Gehennah’. Gedurende vele jaren zag zij hem als een van de zeldzame ‘Righteous Gentile’, een formidabele man die bij haar het geloof in de mensheid terugbracht en versterkte. Hij voorzag de joodse kinderen van een lunch in de school. Nadat hij de deuren in zijn lokaal gesloten had, zorgde hij in moeilijke tijden voor een degelijke maaltijd. Ook voegde hij een supplement van droge koekjes met vitaminen en mineralen toe aan het eten. De kinderen mochten voedzame koekjes voor volwassenen meenemen.
Toch aarzelt Gerda om de hoofdonderwijzer te nadrukkelijk op een piëdestal te plaatsen. Na alle loftuitingen aan het adres van hoofdonderwijzer Jean-Pierre Grieten vraagt zij zich af of hij toch niet louter deed wat de toenmalige autoriteiten hem opdroegen, namelijk: lokaal zorg dragen voor de 105 uitgewezen Zwartbergse joden, onder wie 23 kinderen. Gerda had inmiddels het kritische boek Gewillig België van Rudi Van Doorslaer (red.) gelezen, waarin de schrijnende Belgische oorlogspolitiek van de overheid ten opzichte van de joden op een pijnlijke wijze werd geanalyseerd. Vandaar haar gereserveerde houding.
Verzetsfamilie Grieten. Waarvan Gerda niets wist toen ze haar boek over A Holocaust Childhood schreef, was de geschiedenis van de verzetsfamilie Grieten. Niet alleen verbleef vader Jean-Pierre van 30 december 1941 tot 27 januari 1942 als gijzelaar in de citadel te Hoei. Ook zijn drie kinderen waren notoire verzetslui. Zoon Raymond was reeds op 16 mei 1941 aangesloten bij de weerstand als secretaris van het Nationaal Legioen. Op 15 oktober 1943 koos hij voor aansluiting bij de Patriottische Milities. Dochter Jeanette trad op 26 juli 1941 toe tot de weerstand. In haar invulformulier van de Patriottische Milities lezen wij dat zij Russische gevangenen nieuwsberichten van de radio meedeelde.
Lucien Grieten herdacht. Op de gedenkplaat, aangebracht tegen de gevel van de Sint-Albertusschool in Zwartberg, prijken de namen van vijf oorlogsslachtoffers, waaronder die van de gefusilleerde Lucien Grieten, tweede zoon van Jean-Pierre. Toen de oorlog op 10 mei 1940 uitbrak, was Lucien als arbeider ingeschreven in de koolmijn van John Cockerill te Zwartberg, maar hij verrichtte er eigenlijk bediendenwerk. Volgens Alex Marut (Heemkundige Kring Heidebloemke Genk) behaalde Lucien Grieten in juli 1942 zijn licentiaatsdiploma Romaanse Filologie aan de universiteit te Leuven. In het voorjaar van 1941 kwam hij in aanraking met verzetslieden die vergaderden in het studentencafé Le Fourmi op de Grote Markt. Van daaruit opereerde sinds het voorjaar van 1942 luitenant Edouard Cleeren. Deze Cleeren was de opvolger van de uit Engeland teruggekeerde radiotelegrafist en later aangehouden Albert Stainer (codenaam: Brave). In een verklaring van Alex Marut sloot Lucien Grieten zich als inlichtingsagent aan bij Brave/Bravery.
Op 20 december 1942 wordt Lucien Grieten in Café des Arts (Troonstraat, Brussel) opgepakt wegens spionage. Van 20 december 1942 en met 17 september 1943 sluiten de nazi’s Lucien Grieten als sector-overste voor Limburg van de geheime inlichtingsdienst Bravery II op in de gevangenis van Sint-Gillis. Na vreselijke mishandelingen tijdens ondervragingen volgt een veroordeling tot de doodstraf door het Duits militair gerechtshof op 27 augustus 1943. Lucien Grieten wordt gefusilleerd op de Nationale Schietbaan te Schaarbeek op 17 september 1943.
Gerda Bikales mag gerust zijn: vader Grieten en zijn familie deden meer dan hun was opgedragen door de toenmalige autoriteiten. Véél meer!