Genk, 2 oktober 1944, het noodlot slaat toe.

  

De verwoesting na het bombardement.

Een dorp verwoest en dromen uitgewist.

Op 2 oktober 1944 raasde een storm over Genk. Geen storm met wind en regen zoals wij die kennen, maar een storm van vuur, dood en vernieling zoals enkel zij die in een oorlog geleefd hebben dat kennen. Een bommenregen viel op het dorp dat nog maar net daarvoor zijn vrijheid terug had gekregen. Huizen werden verwoest, herinneringen voorgoed uitgevaagd en dromen uitgewist. Hieronder volgt het verhaal van de bloedigste en gruwelijkste dag uit de Genkse geschiedenis. Een dag die Genk voorgoed zou veranderen.

De roes na de bevrijding.

Wie vandaag door de Stationsstraat wandelt en naar de etalage kijkt of daar op een terrasje iets zit te drinken kan het zich waarschijnlijk moeilijk voorstellen dat diezelfde straat jaren geleden deel uitmaakte van het decor van het grootste drama dat Genk ooit getroffen heeft. In dat gedeelte van Genk-centrum staan nog een paar huizen die rechtstreekse getuigen waren van die dramatische maandagmorgen 2 oktober 1944.

Genk was slechts een tweetal weken daarvoor, op 14 september 1944, bevrijd door eenheden van de Amerikaanse tweede pantserdivisie “Hell on Wheels”.

Halftracks van de 2de Amerikaanse Pantserdivisie trekken het centrum van Genk binnen op 14 september 1944 omstreeks 11 uur. De foto is genomen van in de kiosk die toen op de splitsing van de Hoogstraat en de Stationsstraat stond. Het gebouw links is het oude gemeentehuis. Dat er nog steeds staat. Het hoge gebouw in de verte is de meisjesschool, Regina Mundi. De witte gevel aan de rechterkant is de gevel van café Meng. Opvallend zijn de grote Belgische vlaggen die men blijkbaar verborgen had gehouden voor de Duitsers die vlak er voor nog in het centrum waren.  (Foto: Heemkring Heidebloemke)

Sinds die dag prijkte terug de Belgische driekleur op de kerktoren en begonnen de Genkenaren terug te genieten van hun herwonnen vrijheid. De gemeenschapsstructuren werden terug opgebouwd, de bevoorrading kwam stilletjes terug op gang, er werd terug gevierd. Men leerde allerlei nieuwe producten kennen zoals kauwgom en ook Coca Cola. Kinderen slaagden er in om chocolade en sigaretten afhandig te maken van de Amerikaanse en Engelse soldaten.

 

Britse soldaten in de Stationsstraat op 20 september 1944, een week na de bevrijding. Het voertuig is een Willys MB, beter bekend als de Jeep. De gebouwen op de achtergrond bestaan nog steeds. Het café links is nu café Camargue. Het gebouw met de Belgisch vlag is nu Lanoo.(Foto: Heemkring Heidebloemke)

Nog niet alle scholen waren terug open. Daarom genoten veel jeugdigen van een soort verlengde vakantie. Zo ook die maandagmorgen 2 oktober. Het weer was zonnig en men genoot van een mooie nazomerdag.

De oorlog was echter nog lang niet voorbij. Integendeel. De geallieerden hadden na de zware gevechten in Normandië en de daarop volgende doorbraak een redelijk snelle en makkelijke optocht gehad tot in onze streken.

Toen men onze streken bereikte begon het echter moeilijker te gaan. De Duitsers waren hun duidelijk aan het reorganiseren. De weerstand werd hardnekkiger en fanatieker naarmate men dichter bij de Duitse grens kwam.

In de omgeving van Beringen en Hechtel was al bijzonder zwaar gevochten. Met Operation Market-Garden had men gepoogd om van uit Lommel op te rukken naar Arnhem om zo de Siegfriedlinie te omzeilen en het Ruhrgebied te veroveren. Het industriële hart van Duitsland.

Een Britse tank rukt op tijdens Operation-Market Garden over “Joe’s Bridge”, een Bailey brug aangelegd over het Schelde-Maaskanaal aan de Luikersteenweg te Lommel.

Deze poging was echter jammerlijk mislukt.

Meer naar het oosten vochten de Amerikanen begin oktober 1944 aan de grens van Nederlands Limburg en Duitsland een zware slag uit om door de Duitse verdediging te dringen. Het doelwit van deze operatie was Aken. De eerste grote Duitse stad die men wilde veroveren. Dit zou een opsteker van formaat zijn en koren op de molen van de geallieerde propaganda machine. De Duitsers lieten dit echter niet zo maar gebeuren. De Amerikaanse 1ste infanteriedivisie en de 3de  pantserdivisie waren in de tweede helft van september er in geslaagd om door een bres in de Siegfriedlinie te breken en stonden aan de zuidkant van Aken waar hardnekkige Duitse tegenstand hen tot stilstand had gebracht. Om de stad in een tangbeweging te nemen en probeerde het XIX Corps van uit het noorden door de Siegfriedlinie te breken oostelijk van Landgraaf en Rimburg. De Duitsers hadden daar dankbaar gebruik gemaakt van het dal van de Wurm om aan hun kant van de grens een heel netwerk van bunkers en stellingen te bouwen. Dit bleek voor de Amerikanen een harde noot om te kraken. De 30ste Infanterie Divisie “Old Hickory” beet de spits af gevolgd door de 2de Pantserdivisie “Hell on Wheels” (die op 14 september Genk bevrijd hadden) De 29ste Infanterie divisie dekte de flanken.

Amerikaanse medium tank M4a1 van het D-Company, 66 Armoured Regiment, 2nd Armoured division “Hell on Wheels” in ondersteuning aan het 119th Infantry Regiment, 30th Infantry Division “Old Hickory” in Ubach-Palenberg.

Op maandag 2 oktober 1944 lanceerden het 117de en het 119de regiment van de 30ste Infanterie divisie de aanval. Het is meer specifiek de aanval van het 119de regiment die, alhoewel meer als 40  kilometer van Genk verwijderd, mee aan de oorzaak ligt van de dramatische gebeurtenissen die zonnige maandagvoormiddag.

 

Het 119de regiment stond klaar in Rimburg en wilde daar de rivier de Wurm oversteken. Aan de overkant op de steile helling waren echter tientallen Duitse bunkers (Pillboxes) gebouwd.  Het vuur hiervan wist de Amerikanen tegen te houden. Omdat men zo weinig mogelijk verliezen wilde leiden vroeg men de hulp van de Amerikaanse luchtmacht onder de vorm van een tactisch bombardement op deze stellingen. Aangezien de eigen troepen bij een tactisch bombardement vaak vlak bij het doelwit zitten is toch een zekere precisie vereist.

Een tactisch bombardement wordt meestal van op relatief lage hoogte uitgevoerd en met een of twee motorige vliegtuigen. Destijds waren bommen nog niet gestuurd en ook de richtapparatuur was nog relatief rudimentair.  Daarom dook men vaak recht op het doelwit af en probeerde men de bommen er recht op te mikken. Vaak werden de doelwitten ook nog bestookt met de boordkanonnen. Dit was een risicovolle manier van bombarderen want zo kwam men binnen het bereik van de vijandelijke luchtafweer. Een strategisch bombardement gebeurde heel anders. Met zware bommenwerpers en vaak in formaties van honderden of zelfs meer toestellen vloog men op grote hoogte over een doelwit waarbij er een heel groot bommentapijt gelegd werd over een groot gebied. Vaak was het doelwit een stad of een industriegebied.

Een van de toestellen die de USAAF ter beschikking had voor dergelijke tactische bombardementen was de B-26 Marauder.

De B-26 Marauder.

De B-26 Marauder was een 2-motorige Amerikaanse bommenwerper gebouwd door de Glenn L. Martin Company tussen 1941 en 1945.

Het toestel werd voor het eerst gebruikt in 1942 in de Pacific maar later ook rond de Middelandse zee en in West-Europa.

Het toestel was nogal moeilijk handelbaar als de piloot de kneepjes nog niet kende en als gevolg daarvan kreeg het de bijnaam “The Widowmaker”.  Na wat aanpassingen aan het toestel en betere training van de bemanning werd het toestel veel veiliger. Na de oorlog noemende men het “The Chief bombardment weapon on the Western front” en de B-26 bleek achteraf gezien het toestel met het minste verliezen van allemaal.

 

Aanvankelijk bombardeerde men met de B-26 van op zeer lage hoogtes maar dit bleek onsuccesvol en er werden te veel verliezen geleden. Daarom schakelde men over naar 3.000 tot 4.600 m wat een gemiddelde hoogte is. Van op die hoogte bleek de Marauder voor die tijd heel precies en hij werd zelfs geclassificeerd als de meest effectieve bommenwerper van de laatste maanden van de oorlog. Hij werd vooral ingezet tegen defensieve stellingen, verkeersknooppunten, rangeerstations, lanceersites voor de V1 enz.

B-26 Martin Marauders van het 587th Bomb Squadron, 394th Bomb Group ergens boven West-Europa. De foto is waarschijnlijk ergens in de zomer van 1944 (na D-Day) genomen want op de vleugels zijn duidelijk de zwart-witte invasion stripes te zien die speciaal voor de invasie in Normandië aangebracht werden. Dit was om een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen geallieerde en Duitse toestellen, kwestie van zoveel mogelijk “friendly fire” te vermijden.

Specificaties

  • Bemanning: 7 : (2 piloten, bommenrichter, navigator, 3 bedienaars mitrailleurs);
  • Lengte: 17,8 meter;
  • Spanwijdte: 21,65 meter;
  • Hooge: 6,55 meter;
  • Vleugeloppervlak: 61,10 m²;
  • Leeggewicht: 11.000 kg;
  • Geladen gewicht: 17.000 kg;
  • Motoren: 2 x Pratt & Whitney R-2800-43 radiaalmotoren van ieder 2.000 pk.

Prestaties:

  • Maximum snelheid: 460 km/h op 1.500 meter hoogte;
  • Kruissnelheid: 358 kmh/h;
  • Landingssnelheid: 167 km/h;
  • Gevechtsradius:  1.850 km;
  • Maximum vliegafstand: 4.590 km;
  • Maximum hoogte: 6.400 m;
  • Vleuggellast: 228 kg/m²;
  • Kracht/gewicht: 170 W/kg.

Bewapening

  • Mitrailleurs: 12 x 12.7mm Browning;
  • Bommen: 800 kg.

 

Terwijl een strategisch bombardement vaak langere tijd op voorhand gepland werd was dit voor een tactisch bombardement meestal niet het geval. Via verbindingsofficieren van de luchtmacht die actief waren bij het leger werd door de bevelhebbers op de grond steun naar een luchtbombardement gevraagd indien men dacht dit nodig te hebben.

Operation Cisco

Die maandachtochtend, 2 oktober 1944, was het boven Genk zonnig weer. In de buurt van Ubach-Palenberg aan de Nederlands-Duitse grens echter had het de hele tijd geregend en zag men de eerste opklaringen. Alles werd daar in gereedheid gebracht voor een frontale aanval met alle vuurkracht en middelen om door de Siegfriedlinie te breken. De concentratie van alle vuurkracht werd gericht op een strook van een kilometer of vier breed tussen Rimburg (NL) en Marienberg (D).

Deze drakentanden in het Wurmtal maakten deel uit van de Siegfriedlinie en zijn stille getuigen van bloedige gevechten.

In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt bestond de Siegfriedlinie niet enkel uit drakentanden maar ook uit bunkercomplexen, mijnenvelden, antitankstellingen, luchtafweer enzovoort. De Duitsers waren vaak ingenieus in de camouflage van hun bunkers. Hier inspecteert een Amerikaanse GI een bunker die als een gewoon huis gecamoufleerd is.

Voorafgaand aan de grond aanval was het de bedoeling dat 300 Amerikaanse bommenwerpers dit gedeelte van de Siegfriedlinie met de grond zouden gelijkmaken en dat ze met napalm bommen het omliggende bos zouden platbranden. Deze operatie van de Amerikaanse 9de luchtmacht kreeg de codenaam Operation Cisco. De ene formatie na de andere viel het doelwit aan. Er werd echter geen enkele bunker uitgeschakeld en omdat het bos door de vele regen doorweekt was weigerde het vuur te vatten. Na deze mislukte aanval van uit de lucht probeerden meer dan 400 Amerikaanse artilleriestukken het gebied te zuiveren. Daarna trok het 177th Infantry Regiment, een onderdeel van de 30th Infantry Division “Old Hickory”, gevolgd door tanks, de helling af richting de Worms. Onder artillerie vuur van de Duitsers moesten de Amerikaanse infanteristen door de modderige velden over de Duitse grens trekken. Met hoge verliezen konden de Amerikanen met een duizendtal man en ongeveer 20 tanks Duitsland in trekken. Eens aan de overkant kwamen ze in het dorp Palenberg dat onmiddellijk door hun bezet werd. Het 119th Infantry Regiment sloeg een nog grote bres na hevige gevechten rond het kasteel van Rimburg dat al weken een soort niemandsland was omdat de Amerikanen op voorraden aan het wachten waren.

Een kaart van de gevechten rond Aken. Aan de noordkant bevinden zich de twee dorpen Rimburg en Ubach. Het is daar dat de Amerikanen door de Siegfriedlinie wilden breken met hulp van een voorafgaand bombardement door hun luchtmacht.

Het mislukken van het bombardement op de Siegfriedlinie te Ubach-Palenberg was niet enkel te wijten aan het slecht mikken van de bommenwerpers. Een groot aantal van de bommenwerpers slaagden er niet in om het doel te vinden. Officiële bronnen binnen de Amerikaanse luchtmacht spreken van slecht weer en veel bewolking boven het doel waardoor dit niet gevonden kon worden. Persoonlijk vermoed ik dat er ook sprake was van slechte navigatie aangezien een gedeelte van de bommenwerpers boven Genk terecht kwam. Genk is zowat 45 km meer naar het westen gelegen als het beoogde doel. Maar daarover later meer.

Een overblijvende bomkrater in de Stiemerbeekvallei in de buurt van de Vennestraat. Nu een mooi stukje natuur maar ook een getuige van een zinloos drama.

Door de ogen van de Genkenaren.

Gelukkig is er wel veel gedocumenteerd van wat er op de grond gebeurde. Er is redelijk wat fotografisch materiaal in het bezit van Heemkring Heidebloemke. Zij hebben ook veel getuigenissen verzameld over het bombardement en de dagen er na. Dat maakt dat we van uit Genks perspectief een redelijk goed beeld hebben van de gebeurtenissen van die dag.

In 2010 bracht Heemkring Heidebloemke een speciale publicatie uit over het bombardement van 2 oktober 1944. (OOGGETUIGEN, Genk gebombardeerd 2 oktober 1944). Daarin staan diverse ooggetuigenverslagen van Genkenaren die er toen bij waren. Dit boek geeft ons een redelijk gedetailleerd verhaal van wat er toe allemaal op de grond gebeurd is. We gaan de verhalen van de ooggetuigen niet allemaal herhalen op deze website (Wie ze wil lezen moet het boek maar eens gaan halen bij de Heemkring) maar de verhalen kunnen wel gebruikt worden als basis van een reconstructie van de feiten.

Maandagmorgen 2 oktober was een zonnige nazomerdag. Er was geen wolkje aan de lucht volgens de meeste getuigen.

Omstreeks 09:15 zag men drie formaties van telkens 9 vliegtuigen komen uit de richting Hasselt-Zonhoven. De formaties vielen op omdat zij op relatief lage hoogte vlogen. Bommenwerpers die naar Duitsland vlogen deden dat normaal gezien op grote hoogte. Het waren Amerikaanse B-26 Marauders van de 394th Bomb Group. Diverse ooggetuigen herinneren zich de reflectie van de zon in het gepolijste aluminium van de vliegtuigen. Zij blijven boven de gemeente cirkelen tot een van de formaties plots zijn bommen loste in de Stiemerbeek vallei tussen de samenvloeiing met de Dorpsbeek en de Nieuwe Kuilenweg. Het lawaai was oorverdovend. Gelukkig was er amper schade omdat het gebied dun bewoond was. Opgeschrikt door het lawaai doken veel Genkenaren hun kelders in. Dit zou later voor velen onder hun de redding betekenen. Ook de mensen in de mijn cité van Winterslag waren opgeschrikt omdat die eerste bommen vlak bij hun naast de Vennestraat gevallen waren. In de Sint-Michielsschool gaven de leerkrachten het bevel aan de kinderen om dekking te zoeken. 

De formaties bleven boven Genk cirkelen en een ervan draaide van uit het noorden richting Genk-centrum.

 Om 09:30 h vielen de eerste bommen op het centrum. Aan de Place Misère viel een bom vlak voor Café In Den Ouden Tijd. Daar kwam Pieter “Sus” Ulenaers om het leven. Het leek net of hij lag te slapen tegen de gevel maar hij was waarschijnlijk gedood door de schokgolf van de bom. Het Grand café (Tegenwoordig café Reyski’s) kreeg een voltreffer. Daar kwamen vier mensen om. Uitbater Leon Gerits en zijn dochter Gertrude samen met nog twee gasten. Het lijk van dochter Gertrude werd zwaar verminkt de straat op geslingerd. Alex Lambrechts vertelt in Ooggetuigen: “Ik vergeet nooit het beeld van het lijk dat op een camion werd gekwakt. De darmen puilden uit en werden teruggeduwd”. De echtgenote werd zwaar gewond. Op straat lag ook het lijk van Maria-Leontina Vandecan, afkomstig uit de Vennestraat.

Het voormalige Grand Café, nu Café Reyski’s. Het werd verwoest door een voltreffer op 2 oktober 1944. De uitbater, zijn dochter en twee gasten kwamen hier bij om.

Iets verder in de Stationsstraat werd het huis Piton totaal vernield. In het huis van de Generale bank ernaast (Nu Fortis Bank) kwamen Clementina Godar, de echtgenote, en Roger Tackoen, de zoon van de bankier, om. Apotheek Bijnens werd beschadigd maar alles viel binnen de perken. De familie van de apotheker was tijdig kunnen gaan schuilen in de kelder.

Achter de huizen in de Stationsstraat vielen ook bommen. Daarbij werden een aantal bijbouwsels en stalletjes beschadigd of vernield maar er vielen geen slachtoffers. Toen was er nog geen bebouwing. Nu ligt daar Shopping 2.

Iets verder in de Stationsstraat viel er een bom voor de zaak van slager Binnemans (Waar later nog café het Witte Doek geweest is). Dit was een blindganger die een tijd later door Britse ontmijners onschadelijk werd gemaakt.

Britse ontmijners aan het werk voor het huis van slager Binnemans in de Stationsstraat. 

Na het ontmijnen poseren enkele buurtbewoners samen met de ontmijners voor de ontmantelde bom. Ook duidelijk te zien zijn de stutten aan de gevel en de barsten in diezelfde gevel.

In de Molenstraat was de verwoesting enorm. Daar vielen verschillende bommen kort bij elkaar in de omgeving waar nu het Blote Billentheater staat. De menselijke tol was daar zeer hoog. Vooral de families Libot en Hendrix werden zeer zwaar getroffen. Bij de familie Libot kwam vader Georges, zijn echtgenote Madeleine Goffin en hun dochtertje Daniëlle om. Daniëlle was slechts drie maanden oud.

Bij dokter Hendrix was de ravage enorm. De familie was met een aantal aanwezig patiënten de kelder ingedoken. Helaas kozen zij het verkeerde gedeelte van de kelder dat ingestort is. Het andere gedeelte van de kelder bleef intact. Dokter Mathijs Hendrix en zijn zwangere vrouw Rosa Vanlindt kwamen om net als hun twee dochtertjes Anna en Godelieve, respectievelijk 2,5 en 1,5 jaar oud. Ghislaine Gijbels, hun dienstmeid, Maria Hendrix, een patiënte en nog twee andere patiënten overleefden de bominslagen niet. 

Zicht op de kerk van uit de Molenstraat. De puinhopen op de voorgrond zijn de overblijfselen van de huizen van de families Libot en Hendrix. De ravage en de menselijke tol waren hier enorm groot. Het hoger gelegen huis achter de kerk was de oude pastorij. Meer naar rechts is het dak van de brouwerij Sunaert-Driessen te zien. (foto: Jan Lantmeeters)

Maria Kellens en haar moeder Helena Pandelaers, ook inwoners van de Molenstraat overleefden het bombardement niet.

De huizen links van de Molenstraat, achter deze huizen ligt nu Shopping 2, destijds liep er de Dorpsbeek (nu ondergronds). Het hoge huis waarvan de dakbedekking weggeblazen is, is het Volkshuis.  Iets naar voor is een woning volledig weggeblazen. Nu, in 2019 is hier nog steeds een open plek in de bebouwing. (foto: Jan Lantmeeters)

Naast de vele doden die in Molenstraat vielen waren ook meerdere huizen helemaal verwoest. Vele andere huizen waren onbewoonbaar door de opgelopen schade.

Ook in de kerk speelde zich een verschrikkelijk drama af. Er was net een begrafenisdienst bezig en er zat dus volk in. Kapelaan Colla ging voor in de begrafenismis en werd geholpen door Maurice Sleypen, een 11 jarige misdienaar uit de Stationsstraat. Door een voltreffer op het koor van de kerk waren ze beiden op slag dood. Volgens getuigen vloog de lijkkist door de drukgolf open en werd zij door de kerk geslingerd. De kerkgangers werden eveneens omver geblazen. Een aantal waren er in geslaagd te schuilen in een biechtstoel. Brokstukken vlogen in het rond en velen werden bedolven onder neervallend puin en dikke stofwolken.

Anna Catharina Custermans en haar kleindochters Berthilia Vanhellemont en Lydia Willaerts kwamen zeker in de kerk om.

Van de volgende dodelijke slachtoffers wordt eveneens vermoed dat ze in de kerk omgekomen zijn:

Etienne Eduard Capelle, getr. Paula Strijpsteen;

Josepha Leonarda Maria Capens, getr. Michel Coninx;

Henri Apermont, getr. Maria Olaerts;

Van Leeuw Gustaaf, getr. M.J. Vanstreels;

Robert J.A. Willems, getr. Angèle Vranken;

Lucienne A.R. Willems, dochter van Robert Willems;

Felix Corthouts, getr. Virgenia Panis;

Louis Engelen, zoon van Henri Engelen en Sophia Claes.

In totaal stierven dus waarschijnlijk 13 mensen in de kerk.

Aan de zuidkant van de kerk, naast de Berglaan kregen Café In den Eikenboom en de naaischool een voltreffer. Hier was sprake van een geluk bij een ongeluk want de naaischool was die dag gesloten omdat de onderwijzeres naar de begrafenisdienst was. Indien de school open was waren er waarschijnlijk nog veel meer jeugdige slachtoffers geweest.

Het café was eigendom van de familie Claesen. Net op dat moment was er familie uit Tessenderlo op bezoek. Zij wilden net vertrekken en Jean de Magnée kwam hen ophalen met zijn auto. Jean was lid van de Witte Brigade, een verzetsgroep. Toen hij de vliegtuigen rond zag cirkelen had hij door dat er iets niet klopte en beval hij de aanwezig vrienden en familieleden te gaan schuilen in de kelder van het café. Buiten liep een kind van de familie Was en hij riep dat ze het kind mee moesten nemen. Terwijl iedereen de kelder indook liep Jean naar buiten en dat werd hem fataal. Toen men uit de schuilkelders kwam zag men zijn been van onder een puinhoop uitsteken. Nog op diezelfde plek werd Martin Vancraybex van op de straat de kelder van het café in geslingerd waarna hij levenloos tegen de muur bleef zitten.

De Hoogstraat kreeg het ook enorm zwaar te verduren. Bijna alle huizen waren zwaar beschadigd of lagen in puin. Gelukkig vielen hier geen doden. 

Het huis van de familie Houben in de Hoogstraat. (foto: Jan Lantmeeters)

De Kapelanij langs de Berglaan werd ook met de grond gelijk gemaakt. Deze was tijdens de oorlog als eens zwaar beschadigd en opnieuw gerepareerd. 

Bovenaan de Nieuwstraat op de splitsing met de D’Ierdstraat vielen ook bommen. Diverse huizen in de omgeving werden beschadigd maar er kwam gelukkig niemand om. Een klein mirakel was wel het kruis met Christus beeld dat op de splitsing stond. De bommen vielen er omheen maar als bij wonder was het kruis niet beschadigd. Het kruis bestaat nog steeds en staat nu aan het Emiel Van Dorenmuseum.

Niet alleen de bominslagen zelf veroorzaakten veel schade. Door de enorme schokgolven en drukverplaatsingen werden brokstukken vaak honderden meters ver weggeslingerd als dodelijke projectielen. Mensen die niet tijdig dekking konden zoeken en nog op straat liepen werden weggeblazen en tegen gevels of obstakels geslingerd. 

 Overal hingen verstikkende stofwolken waardoor ademen bijna onmogelijk werd en men amper een hand voor de ogen zag. Overal klonk gekerm en hulpgeroep. Overlevenden waren verdoofd door de luchtverplaatsingen. In de straten strompelden mensen verdwaasd rond tussen het puin en de brokstukken.

De bominslagen.

Voor de hoger genoemde publicatie Ooggetuigen van de Heemkring Heidebloemke maakte Pierre Claesen een schets van de bominslagen op een oud stratenplan. Om in het hedendaagse Genk een idee te geven waar de inslagen waren zijn deze inslagen getekend op een hedendaagse luchtfoto. De eerste bommen vielen in het noorden aan de Place Misère en het patroon verloopt zo verder richting de St.-Martinuskerk. De twee inslagen die voor de huidige kerk getekend zijn waren destijds inslagen op en vlak naast de kerk. De toenmalige kerk stond namelijk dichter bij de Stationsstraat. De zwaarst getroffen straten waren de Stationsstraat, de Molenstraat, de Hoogstraat en ook in de Nieuwstraat vielen twee bommen. De twee bommen op het vlakveld berokkenden amper schade omdat er in 1944 nog geen bebouwing was.

 In totaal dus 22 bominslagen op het dorpscentrum. In totaal waren er zo een 70 tal huizen beschadigd of verwoest. De menselijke tol was hoog. Er vielen 36 doden en meer als 50 gewonden onder wie sommigen zwaar.

De tol had nog veel zwaarder kunnen zijn. Rechtsonder op de foto ligt de Broederschool. Links-midden ligt de school Regina Mundi. Als de bommen iets naar links of naar rechts gevallen waren er waarschijnlijk voltreffers geweest op de scholen.

Visuele sporen van het bombardement.

Uiteraard is het puin in Genk reeds lang geruimd en zijn alle ruïnes reeds afgebroken. Maar wie goed kijkt kan de sporen nog steeds zien. Na die fatale maandagmorgen in oktober 1944 was Genk nooit meer hetzelfde.

Daarom hebben we een fotografisch vergelijk gemaakt tussen een aantal plaatsen in Genk-centrum voor het bombardement, vlak er na en dezelfde locatie in november 2017. De foto’s voor en vlak na komen uit de collectie van Heemkring Heidebloemke. De foto’s van november 2017 zijn genomen door mijzelf.

Het Stationsplein (Place Misère) voor het uitbreken van wereldoorlog 2. Het witte gebouw rechts van het midden is Hotel Les Artistes. Rechts zien we café In den Ouden Tijd. Links ligt het Grand-Café, het huidige café Reyskies.  Tijdens het bombardement kreeg het Grand-Café een voltreffer te verduren. De uitbater Leonard Gerits en zijn dochter Getrude kwamen om het leven. Ook café De Ouden Tijd werd getroffen. Tegen de gevel lag Pieter Ulenaers “Sus” dood. Café De Ouden Tijd werd hersteld maar afgebroken tijdens aanleg van de Europalaan eind jaren 60. Het Grand Café werd volledig afgebroken en heropgebouwd zijn huidige vorm.

 

Dezelfde plaats anno november 2017. De gebouwen op de vorige foto zijn allemaal verdwenen. Enkel het witte gebouw rechts (Bakkerij Dirix) dateert nog uit die tijd maar staat niet op de vorige foto. Café De Ouden Tijd stond ongeveer op de plek waar nu de bomen staan.

 Het Stationsplein voor de tweede wereldoorlog. Het witte gebouw is Hotel Les Artistes aan het kruispunt met de Stationsstraat. Tegenover het hotel op de andere hoek van de Stationsstraat staat het Grand Café dat volledig verwoest werd. Dezelfde plaats nu. Het Stationsplein is er niet meer. De treinsporen zijn vervangen door de Europalaan. De oude gebouwen zijn ook verdwenen. De inrit in het midden van de gebouwen is er wel nog. 

 De Stationsstraat voor het bombardement. Links het huis Piton, een winkel in koloniale waren, dan de Societé Générale (Bank) en dan Apotheek Bijnens. Het huis Piton en de Bank werden volledig verwoest. Apotheek Bijnens werd beschadigd maar bleef overeind en kon hersteld worden. De huizen aan de rechterkant bleven redelijk gespaard tijdens het bombardement. 

 De overblijfselen van het huis Piton en de Societé Générale. Nog net in beeld te zien is apotheek Bijnens. (foto: Jan Lantmeeters) 

 De Stationsstraat nu. Waar vroeger het huis Piton stond staat nu Bakkerij Geebelen. De bank is er nog steeds (BNP Paribas -Fortis Bank) maar in een volledig vernieuwd gebouw. Rechts herkennen we nog twee huizen van de vorige foto. In de verte rechts op de hoek met de Marktstraat staat ook nog een huis dat onveranderd is gebleven. 

Hier zien jullie een postkaart van vlak voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog. De foto is genomen van voor het huidige Stationsstraat nr. 13 richting de huidige Berglaan/Hoogstraat. Het huis van voor is de toenmalige drukkerij Concordia. In 1944 was dit een begrafenisonderneming. Heel achteraan links zien we de gevel van het nu nog bestaande café ’t Bergske. (foto: Heemkring Heidebloemke)

In oktober 1944 maakte Armand Maclot dit olieverfschilderij op diezelfde plek.

Het toont  een stuk van de ravage die aangericht werd door het bombardement van 2 oktober 1944.

Het werk bevindt zich momenteel in de collectie van het Emile Van Dorenmuseum, van wie we de toelating gekregen hebben om deze afbeelding op deze website te plaatsen. (www.emilevandorenmuseum.be)

 

Een foto uit 2017 op dezelfde plek. 

De kapelanij na het bombardement. Deze kapelanij stond naast de huidige Berglaan, iets meer bergopwaarts als de rotonde achter de kerk.

 

Dezelfde plek zoals ze er nu uitziet.

 

De kerk bekeken vanaf de voormalige kapelanij. Tegenwoordig is dit ongeveer de plaats waar de rotonde van het Windmolenplein ligt. Voor de zwaar beschadigde kerk ligt het puin van café In den Eikenboom en de naaischool.

Een detailfoto van de overblijfselen van café In den Eikenboom. 

Dezelfde plaats nu. Waar café In den Eikenboom en de naaischool stonden staan nu een aantal bomen.

Het onderste gedeelte van de Berglaan tijdens de begrafenisplechtigheid van de slachtoffers. De inwoners van Genk komen massaal hun steun betuigen. Het gebouw midden op de foto is het voormalige gemeentehuis. De stoet komt uit de Grotestraat omdat de kapel van Regina Mundi als noodkerk dienst deed. De meeste andere gebouwen zijn nu verdwenen. Rechts is nu het Kerkplein.

Het kruispunt Hoogstraat – Berglaan in betere tijden. Rechts Café In den Eikenboom, links café Het Bergske. De kerk staat rechts achter de huizen. In de verte beneden begint de Grotestraat.  

Dezelfde plaats nu. Rechts het Kerkplein.

Zicht van uit de Hoogstraat richting kerk. Tussen de kerk en het witte huis was een doorgang richting Stationsstraat die uitkwam tegenover het huis Lantmeeters. 

De rechterkant van de Hoogstraat (als je richting kerk wandelt) na het bombardement.

De linkerkant van dezelfde Hoogstraat. Het nog rechtopstaande gedeelte van het gebouw is de hoek Hoogstraat – Berglaan.

Dezelfde twee foto’s nu. De Hoogstraat lag zo goed als volledig in puin na het bombardement. De huizen die er nu staan zijn allemaal na de tweede wereldoorlog gebouwd. Enkel café Het Bergske is overgebleven als een eenzame getuige uit het verleden.

 Café Het Bergske, zwaar beschadigd.

Het Bergske nu. Het enige gebouw in die buurt dat het fatale bombardement van 2 oktober 1944 doorstaan heeft.

   De hoek Molenstraat – Stationsstraat voor de tweede wereldoorlog. Links ligt het huis Stulens. Het witte gebouw was de brouwerij Theunissen – Driessen, dan de kerk. Iets verder ligt drukkerij Concordia. Rechts Hotel De Klok, nu de KBC Bank. 

Dezelfde plaats, zij het iets korter bij getrokken in het najaar van 1944. De kerk is reeds gedeeltelijk afgebroken. De brouwerij staat nog overeind maar is zwaar beschadigd en zal later nog worden afgebroken.

Ongeveer dezelfde plaats zoals die er nu uitziet. Op deze foto is duidelijk te zien dat de huidige kerk verder van de Stationsstraat staat als de vorige.

 

Een blik in de Molenstraat van uit de Stationsstraat. Brandweerwagen staan op de weg terwijl er naar overlevenden en slachtoffers gezocht wordt. Rechts ligt nu de dekenij en het blote billentheater.

Brandweermannen en reddingswerkers doorzoeken het puin naar overlevenden en slachtoffers. 

Dezelfde plek zoals ze er nu uitziet.

De Sint Martinuskerk

De Genkenaren waren trots op hun 19de eeuwse neogotische kerk. De toren dateerde uit de 15de eeuw en het onderste gedeelte van deze toren zelfs uit de 13de eeuw. 

 Zicht op de St.-Martinuskerk voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Rechts het voormalige gemeentehuis. Het huis links met het kapelletje in de muur is tegenwoordig het Bierpunt. De kiosk in het midden op de foto staat tegenwoordig in Kattevennen. Achter de kiosk onder de bomen was er in 1944 een schuilkelder. 

 Zicht van uit de Hoogstraat. Het gebouw rechts met de kar is café Het Bergske. Het enige gebouw in die omgeving dat nu nog staat. Tussen de kerk en het witte gebouw door zien we een woning in de Stationsstraat. Deze bestaat nu ook nog (tegenwoordig verzekeringskantoor Olaerts).

Tijdens het bombardement werd de kerk zwaar beschadigd. Ze kreeg een voltreffer in het koor en er vielen bommen op de gebouwen vlak naast de kerk waardoor ze ook schade opliep door de enorme drukverplaatsingen. 

De kerk na het bombardement gefotografeerd van op wat nu de hoogte tussen het Vlakveld en het centrum is. Het huis vooraan is café Het Bergske. De woningen voor de kerk (Café In den Eikenboom en de naaischool) zijn verwoest. Aan de rechterkant van de kerk, het koor is de meeste schade omdat ze daar een voltreffer kreeg.

De achterkant van de kerk waar ze een voltreffer kreeg. Duidelijk is te zien dat het koor verwoest is en dat het dak van de zijbeuken afgeblazen is. Op de voorgrond een Willys MB ‘Jeep’ en een GMC CCKW 353 truck van het Amerikaanse Leger die waarschijnlijk aan het helpen zijn bij het ruimen van puin.

Een zicht op de kerk van uit de Molenstraat. Duidelijk zichtbaar is verwoesting van het koor. Ook beneden in de Molenstraat is de ravage te zien.

 

Een zicht binnen in de kerk. Overal ligt puin en er zijn stukken uit de muren geslagen. Twee inwoners kijken een beetje verweesd naar de overblijfselen van de eens zo mooie kerk.

Een zicht van uit de kerk op wat vermoedelijk de Berglaan is. Het puin van de verwoeste huizen is door de drukverplaatsing tot in de kerk geblazen.

Na afloop wist men niet meteen wat te doen met de kerk. Ze herstellen of afbreken en een nieuwe bouwen. Na onderzoek bleek dat de structuur van bepaalde delen van de kerk te fel geraakt was om ze te herstellen. Daarom werden de plannen, om een nieuwe kerk te bouwen, die reeds voor de oorlog bestonden opnieuw op tafel gelegd. 

Een fotoreeks die de afbraak van de toren laat zien. De rest van de kerk afbreken was blijkbaar “a piece of cake” maar met de massieve toren had men enorm veel moeite. Eerst werd de torenspits er afgetrokken door middel van lieren. Op de derde foto zijn duidelijk de gaten te zien die in de muur gemaakt zijn om de structuur te verslappen.  Het lijkt mij zeer twijfelachtig dat de toren ooit vanzelf ingestort zou zijn.

Met de afbraak van de kerk werd begonnen op 11 februari 1945. De klus werd geklaard door Amerikaanse genietroepen. Het puin werd naar Opglabbeek gebracht waar het gebruikt werd voor de reparaties op het tijdelijke vliegveld  Y-32 te Ophoven. Door de zware winteromstandigheden moest de startbaan en de taxiwegen regelmatig gerepareerd worden en het puin werd voor de versteviging van de ondergrond gebruikt.

De kerk was waarschijnlijk de achtste kerk die op deze plek stond. Het koor en de beuken waren uit 1858. De toren was echter veel ouder uit de 15de eeuw en het onderste gedeelte van de toren waarschijnlijk uit de 13de eeuw. 

De vraag rijst nog steeds of de middeleeuwse toren gered had kunnen worden. Men besloot om die mee af te breken maar de geallieerde genietroepen hadden er zo een zware klus mee dat eigenlijk bleek dat de toren amper geleden had onder het bombardement. Niet te verwonderen als je weet dat de 13de eeuwse muren onderaan zeker anderhalve meter dik waren.

De spits werd omgetrokken op 21 februari 1945 en het onderste gedeelte van de toren werd op 25 februari omgetrokken. 

De bouw huidige St.-Martinus kerk werd betaald met de schadevergoeding die men kreeg van de Amerikaanse overheid. 

Er zijn nog sporen van de oude kerk terug te vinden en wel in de kerk van de Dominicanen te Termien. Vooraan in de kerk staat een houten Christus beeld. Dit beeld is door Raf Mailleux gemaakt van een houten balk van de oude St.-Martinuskerk.

De loodzware tol.

Toen de stofwolken boven het dorp verdwenen waren werd pas de zware tol duidelijk. Van overal klonk gekreun en hulpgeroep. Mensen die toevallig in de buurt waren probeerden gewonden van onder het puin te halen. Enige professionele hulp kon door de brandweer geboden. Hun materiaal echter was voor een groot stuk meegenomen door de Duitsers.

Men kon ook niet meteen hulp vragen via de telefoon omdat de telefoonleidingen beschadigd waren. 

Van uit de drie Genkse mijnzetels werd echter snel hulp gestuurd onder de vorm van hun reddingsploegen. Deze mensen hadden ervaring met slachtoffers van onder puin te halen. 

Vanuit Hasselt kwam er rond de middag een genie eenheid van de geallieerden. Er kwam ook hulp van het Rode Kruis.

De aalmoezenier en het medisch personeel van het Sint-Jansziekenhuis bood ook zijn hulp aan.

In de Stationsstraat was Hotel Des Artistes reeds daarvoor tijdelijk ingericht als noodziekenhuis waardoor op die plek snel hulp kon worden geboden.

In totaal waren er 36 doden en 52 gewonden.

De doden werden naar de toneelzaal van de zusters (Regina Mundi) gebracht en daar opgebaard. Een aantal in een open kist maar de meesten in een gesloten kist omdat zij te zwaar verminkt waren. De Genkenaren kwamen hun massaal de laatste groet brengen.

Op 5 oktober 1944 werd er in de noodkerk die eveneens in de school Regina Mundi was ondergebracht een gezamenlijke begrafenisdienst gehouden. Vandaar werden de 36 slachtoffers in een stoet naar de gemeentelijk begraafplaats op de Hoogstraat gebracht.

     

De begrafenisstoet op de Berglaan. De massa’s drummen samen om een glimp op te vangen van de voorbijtrekkende rouwstoet.

 

Leden van de KAJ in hun uniform begeleiden de kist van Maurice Sleypen, de misdienaar die omkwam in de kerk toen hij assisteerde bij een begrafenisdienst.

 

Op dezelfde plek in de Hoogstraat. De lijkkisten werden meestal vervoerd op karren die her en der opgevorderd waren.

 

Eveneens in de Hoogstraat, leden van de Witte Brigade, in hun kenmerkende overal en zwarte muts met daarop hun kenteken, begeleiden hun strijdmakker Jean de Magnée naar zijn laatste rustplaats. Jean de Magnée was tijdens de oorlog lid van de Witte Brigade, een onderdeel van het Belgische Verzet, en kwam om op de Berglaan, vlak bij de plek waar deze foto werd genomen.

De begrafenis zelf op het gemeentelijke kerkhof van Genk. Enkel familieleden waren toegelaten tijdens de begrafenis zelf om een massale toeloop te vermijden. De lijkkisten werden in een gemeenschappelijk graf geplaatst.

 

Een foto uit een andere hoek van de begrafenisplechtigheid. Familieleden drummen samen aan de rand van het gemeenschappelijke graf om hun dierbaren een laatste groet te brengen.

 

Een bidprentje uit die tijd voor de slachtoffers. Op het bidprentje staan maar 31 namen. Ontbreken nog op het bidprentje:

Anna Custermans

Berthilia Vanhellemont

Lydia Willaert

Pieter Ulenaers

Lucienne Willems

Een flinke dosis geluk

Bij iedere ramp zijn er ook mensen die op miraculeuze wijze aan het drama ontsnappen. Ook in Genk waren er die ochtend in oktober 1944 mensen met een goede engelbewaarder. Zo getuigt ook Emiel Voets bij ons naar aanleiding van de publicatie van dit verhaal.

“Mijn naam is VOETS  EMIEL woonachtig  op de Sportlaan nr. 53 te Winterslag . Op deze dag reed mijn moeder met de fiets naar Genk . Ter hoogte van de woning waar indertijd Dokter Bollen woonde  in de Grotestraat (Dat was op de plaats waar nu de Centrumlaan op de Grotestraat uitkomt) kreeg mijn moeder last met de fiets. Er was namelijk het kabeltje dat van de lamp naar den dynamo ging tussen de spaken van het wiel terecht gekomen en ze moest afstappen voor dat in orde te brengen. Dat duurde een paar minuten eer dat in orde was. Net toen vielen de eerste bommen . Van een mirakel gesproken .”

“Ik was toen 11 jaar . Mijn moeder droeg een blauwe mantel  en had zwart haar en was na het bombardement helemaal grijs . Zelfs haar gezicht en haren .Een dag om nooit meer te vergeten . “

Waarom toch?

Een vraag die steeds terugkomt als men spreekt over het bombardement is: “Waarom toch?”

Hoe komt het dat de Amerikaanse Luchtmacht bijna drie weken na de bevrijding een Belgisch dorp bombardeert? Een doelwit meer als 40 kilometer van het eigenlijke doelwit.

Boven Genk was die ochtend van 2 oktober het weer zonnig en helder volgens meerdere ooggetuigen. Er was geen wolkje aan de lucht en de mensen genoten van een mooie nazomerdag. Hoe kwam het echter dat 18 B-26’s van de 394st Bomb Group van 9th USAAF Genk van uit de lucht verwisselden met het eigenlijke doelwit? Waren er gelijkenissen?

Als we het gebied dat ze moesten bombarderen vergelijken met Genk komen we tot een aantal zeer verrassende vaststellingen. Ubach-Palenberg ligt in een klein dal waardoor een beekje loopt dat ten westen van het dorp in de Wurm vloeit. Genk ligt in de vallei van de Dorpsbeek die ten westen van het dorp (aan de Slagmolen) in de Stiemerbeek vloeit. De vallei van de Wurm loopt in Noord-Zuid richting. De vallei van de Stiemerbeek loopt in Noord-Zuid richting. Ten noorden van Ubach-Palenberg ligt een steenstort (terril) van een steenkoolmijn. Ten noorden van Genk ligt een steenstort van de mijn van Winterslag.

Beide dorpen zien er niet identiek uit van de lucht. Maar er zijn wel wat gelijkenissen. Het is niet geheel onmogelijk dat een navigator in een vliegtuig dat op hoogte vliegt boven een gebied dat hem totaal vreemd is ergens een gelijkenis vindt. 

 Übach-Palenberg met op de blauwe lijnen de valleien van de twee rivieren. De rode cirkel is de terril van de steenkoolmijn.

Genk, met op de blauwe lijnen de vallei van de Dorpsbeek en de Stiemerbeek. De rode cirkel is de terril van Winterslag.

 Een tweede aanwijzing voor het verwisselen van beide dorpen kan ook gevonden worden in het patroon van het bombardement. De eerste bommen vielen in de Stiemerbeekvallei tussen de Slagmolen en de plaats waar nu de Colruyt ligt in de Vennestraat. Als de bommenrichters de Stiemerbeek aanzagen voor de Wurm dan was dit de plek waarvan zij dachten dat hier de stellingen van Siegfriedlijn zich bevonden. Die lagen in werkelijkheid namelijk ook in de vallei van de Wurm.

 Waarom bombardeerden zij dan ook nog het dorp van Genk? Dat kan een tactische oorzaak hebben. Vergeet niet dat zij er van uitgingen dat ze boven Duitsland waren en dat hun eigen troepen ten westen van het dorp stonden. Deze wilden door de verdediging breken en daarom was het belangrijk dat de vijand ook geen troepen kon aanvoeren uit de achterhoede. Om troepen aan te voeren zijn er wegen nodig en wegen lopen meestal van dorp tot dorp. Het is dus niet geheel onmogelijk dat men het dorp bombardeerde om op die manier de wegen in het dorp te versperren voor de aanvoer van vijandelijke troepen. Oorlog is een vuil spel en in 1944 was de oorlog totaal geworden.

We moeten ook bedenken dat de vliegtuigen van diverse vliegvelden in Midden-Frankrijk kwamen en dat ze de opdracht hadden om boven de Belgische Ardennen te verzamelen om van daaruit richting het doel te vliegen. De 394th Bomb Group was op dat moment gestationeerd op het vliegveld van Orleans-Bricy ongeveer 450 km van Genk verwijderd. Zo een missie vergt een zeer gedetailleerde timing. Stel dat een groep toestellen een paar minuten later is kan het zijn dat visueel contact niet meer mogelijk is met de andere toestellen en dat zij alleen verder richting doel moeten vliegen. Als men slechts enkele graden van de koers afwijkt kan dit na een half uur vliegen uitmonden in een afwijking van meerdere tientallen kilometers.

 Vliegtuigen in de tijd hadden nog geen GPS. Navigatie gebeurde aan de hand kompassen, tijd, visuele herkenning, enzovoort. Bovendien waren de bemanningen jong en niet altijd ervaren. Tegenwoordig hebben vliegtuigbemanningen een opleiding van vaak jaren achter de rug en zijn het beroepsmensen. Destijds waren het allemaal vrijwilligers die hooguit een paar maanden opleiding kregen. Als je dit allemaal in het achterhoofd houdt is het niet zo heel verwonderlijk dat er helaas wel eens dramatische vergissingen gebeurden. De bemanningen zaten hoog in de lucht en het kan best zijn dat ze pas geruime tijd na het bombardement op de hoogte gebracht zijn van hun vergissing. En werd hun dan, met het risico dat ze gewetensproblemen kregen, de ware toedracht verteld?

Bovendien kenden dergelijke missies slechts een korte voorbereidingstijd wat de kwaliteit van de planning niet bepaald ten goede kwam. Waren de bemanningen voldoende gebriefd over de routes en het doelwit? Het waren hectische tijden, was alles wel correct genoteerd?

Kortom een kleine fout kon grote gevolgen hebben. In dit geval zou de bevolking van Genk de zware rekening betalen.

Getuigen beweren dat er vlak na het bombardement Amerikaanse jagers opdoken boven Genk die de bommenwerpers terug richting zuiden escorteerden. Waren dit toestellen die van vliegbasis Brustem bij St.-Truiden waren opgestegen en die gemerkt hadden dat hun collega’s een grove vergissing begaan hadden?

Nu, 75 jaar na de feiten zijn er nog steeds veel onduidelijkheden. Er is reeds meermaals geprobeerd om de Amerikaanse rapporten van die dag in te kijken maar dat is nog steeds niet gelukt. Wijlen Lucien Bogers, voormalig stadsarchivaris en schrijver van menig historisch werk over Genk, is ooit in het bezit geweest van Amerikaanse documenten. Helaas zijn die met zijn overlijden ook verloren gegaan.

Pas een jaar na de feiten wordt er aan de politiecommissaris van Genk een bestuurlijk verslag vereist. Uit het verslag van politieopzichter Lieben wordt al meteen iets duidelijk. Sommige getuigen spreken van 18 vliegtuigen, weer andere van 36 vliegtuigen. Politieopzichter Lieben spreekt van 2 formaties die beiden uit Zuid-Westelijke richting komen. Eentje zwenkt af richting Winterslag, een tweede formatie vliegt door richting Gelieren en draait dan plots terug. Waarschijnlijk waren het dus twee formaties van telkens 18 vliegtuigen. De eerste formatie heeft waarschijnlijk de bommen in Winterslag gedropt. De tweede heeft een boog gemaakt is komt vanuit het noorden richting centrum gevlogen en dropt daar de fatale bommenlading. 

Dit wordt bevestigd door de getuigenis van politieagent Gustaaf Neesen die meldt dat de tweede formatie bestond uit 3 keer 6 toestellen.

Dit getuigt ook Johannes Ritzen uit de Hoogstraat. Hij spreekt van 2 formaties van 18 toestellen. Hij vertelt wel dat ze uit Zuid-Oostelijke richting komen. Dit is tegenstrijdig met andere getuigenissen die allen spreken van de richting Hasselt-Zonhoven. 

Louis Houben bevestigd in zijn getuigenis dat de vliegtuigen tijdens de bombardementspassage van noord-oost naar zuid-west vlogen. Dat was dus waarschijnlijk de formatie die eerst richting Gelieren gevlogen was en toen afgeslagen was naar het noorden en in een boog teruggekeerd was naar Genk-centrum. Dit stemt overeen met de verklaring van agent Lieben.

Uit een verslag van de boordcommandanten blijkt dat slechts 2 secties van elk 6 vliegtuigen bommen dropten verspreid over Winterslag en Genk-centrum. In totaal zouden er 184 stuks aan bommen gedropt zijn. Waarschijnlijk zijn er dus veel meer als de 22 bommen op de kaart gedropt. Als ze echter dicht bij elkaar vallen is het vaak moeilijk om te bepalen of het nu één, twee of drie bommen waren die op een bepaalde plek gevallen waren. Iedere bom was een 250 pounder (114 kg).

Captain Piper (aanvoerder van zijn flight) verklaart verder:

Box 1:  Bombardier misidentified target … probable direct hits on a RR1200 yards (14) WNW of Genck, and on minor roads of attacking at apr. GC K-42 1657. 

Hij zegt dus letterlijk “bommenrichter misidentificeert doelwit” Dit wil zeggen dat deze dacht dat het doelwit dat hij aan het bombarderen was het juiste was, terwijl dit in werkelijkheid niet zo was. Dit wijst eens te meer op een verschrikkelijk misverstand. Zij hebben volgens zijn rapport een spoorweg (Rail Road) 1.200 meter ten west noord-west van Genk gebombardeerd en enkele kleinere wegen. De coördinaten komen overeen met het gebied Eikenlaan – Vennestraat.

Captain Buhler was aanvoerder van de flight die Genk-centrum bombardeerde. Hij verklaart:

Box II: Bombardier misidentified target, attacking instead a point 27,1 mi WNW of primary T/A, at approx GC K-431651. A dispersed pattern covered residences, roads, a tramway and open fields. 

Ook hier weer het woord “misidentified”. De coördinaten komen overeen met Genk-centrum. Hij meldt dus dat er een foutieve identificatie van het doelwit was en dat “instead” in de plaats van het vooropgestelde doelwit een doelwit bestaande uit residenties, wegen, een tramspoor en open velden is aangevallen. Uit de woordkeuze kunnen we afleiden dat men dacht het doelwit te bombarderen maar dat dit in werkelijkheid niet zo was.

Een bewering dat de bemanningsleden een willekeurig doelwit hebben gekozen en daar hun bommen hebben gedropt kan nergens gestaafd worden.

De gewoonte was wel dat als men niet in staat was om een doelwit te bombarderen, om welke reden ook, dat men een alternatief doelwit zocht om daarop de bommen te droppen. Deze regel had alles te maken met veiligheid. Er is namelijk een bepaald risico om met een vliegtuig vol bommen te landen. Als er iets mis gaat tijdens de landing en er volgt een crash of er breekt brand uit in het vliegtuig is dit niet alleen levensgevaarlijk voor de bemanning maar ook voor de toegesnelde hulpdiensten. Bommen zitten vol springstof en springstof heeft nogal eens de neiging om “uit sympathie” te ontploffen.

 Zullen we de ware toedracht ooit kennen? Het blijft voorlopig allemaal speculatie.

Wat de nabestaanden vooral zwaar valt is dat er van uit de Amerikaanse luchtmacht nooit een echte verklaring voor deze fatale vergissing gegeven is.

Na deze fatale maandagochtend zou Genk nooit meer hetzelfde zijn.

Dirk Thielens

 

Mensen die nog bijkomende informatie of beeldmateriaal hebben over het bombardement van 2 oktober 1944 mogen altijd contact opnemen met Taskforce Liberty vzw via: Dirk.Thielens@skynet.be

 

Met de steun van: